Door: Gerard Spong, 6 februari 2019
links:
- Cassatiemiddelen mr. G. Spong
- Conclusie advocaat-generaal D.J.C. Aben
Enkele korte opmerkingen bij HR 29 januari 2019, ECLI:NL:HR:2019:110 (psychose tijdens ongeval):
1. In publicaties van strafrechtspraak van de Hoge Raad ontbreken vrijwel altijd de ingediende cassatiemiddelen. Dat is een gemis en belemmert het volledige zicht op alle ins en outs van de rechtsvragen die aan de orde zijn. Met ingang van 2019 zal ik via deze weg zo nu en dan mijn cassatiemiddelen bij een uitspraak van de Hoge Raad publiceren en bij de uitspraak enkele korte opmerkingen plaatsen.
2. De kernoverweging in deze uitspraak is r.o. 2.4.2.:
Het Hof heeft in dit verband vastgesteld dat de verdachte ten tijde van het ongeval in een psychose verkeerde, veroorzaakt door het feit dat hij de avond daarvoor amfetamine ('speed') had gebruikt. Het oordeel van het Hof dat sprake is van 'schuld' in de zin van art. 6 WVW 1994 is niet onbegrijpelijk, in aanmerking genomen dat het heeft vastgesteld dat de verdachte de keuze om amfetamine te gebruiken volledig vrijwillig heeft gemaakt, dat hij wist dat dit een harddrug was en dus een middel was dat (op gevaarlijke wijze) van invloed kan zijn op de psyche en dat hij is overgegaan tot het gebruik daarvan, zonder zich van tevoren te verdiepen in de dosering en de (mogelijke) precieze effecten daarvan, waaronder ook de duur van die effecten. Daarbij verdient opmerking dat de opvatting van het middel dat een en ander slechts dan aan de verdachte zou kunnen worden toegerekend als hij wist, dan wel moest weten, dat het gebruik van amfetamine een psychose zou kunnen veroorzaken en voorts ook het concrete gevolg daarvan - het plegen van de onderhavige strafbare feiten - redelijkerwijs voorzienbaar was, geen steun vindt in het recht.
3. Dit is een overweging met grote impact omdat deze in feite impliceert dat geen enkele psychose die is veroorzaakt door volledig vrijwillig gebruik van een harddrug de schuld aan een verkeersongeval nog kan wegnemen. Het feit dat de verdachte wist dat hij een harddrug innam voltstaat. De Hoge Raad neemt in dat geval aan (“en dus”) dat verdachte ook wist dat zo’n middel (op gevaarlijke wijze) van invloed kan zijn op de psyche.
4. De clausule “zonder zich van tevoren te verdiepen in de dosering en de (mogelijke) precieze effecten daarvan, waaronder ook de duur van die effecten” is een schaamlap. Immers, in deze zaak sauveerde de Hoge Raad de overweging van het hof, dat verdachte “eenvoudig had kunnen weten” dat het gebruik van speed tot een psychose kon leiden "door (bijvoorbeeld) op internet te kijken”, terwijl op internet daarover geen eenduidige informatie van deskundigen te vinden is en internationaal epidemiologisch onderzoek in 18 landen op dit punt evenmin uitsluitsel geeft.
5. In deze zaak stelde het hof vast dat verdachte nooit eerder speed had gebruikt en dus niet wist wat voor effect speed op hem zou hebben en voor hoelang. De uitspraak van de Hoge Raad lijkt zo een zeer ruime, nagenoeg onbeperkte aansprakelijkheid voor de incidentele harddruggebruiker te creëren. Want van betrokkene wordt niet alleen verlangd dat hij zich verdiept in de dosering en de effecten van de betreffende harddrug in het algemeen, maar ook, zo lijkt het, dat hij inzicht heeft in de effecten van die harddrug op zijn eigen psychische gesteldheid. Maar wie heeft dat? Als iemand een harddrug nooit eerder heeft gebruikt, epidemiologisch onderzoek geen helder beeld geeft van de effecten en de duur daarvan en ook het veelgeprezen internet daaromtrent geen houvast biedt, is sprake van een overspanning van de strafrechtelijke aansprakelijkheid van de harddruggebruiker. De War on Drugs voltrekt zich dan ook in het verkeersstrafrecht.