Cassatie in strafzaken

 

Rechtsbijstand in cassatie

  1. U kunt bij de Hoge Raad cassatieberoep aantekenen indien u het niet eens bent met de uitspraak van het hof (soms de rechtbank). De Hoge Raad is de hoogste rechter op het gebied van (o.a.) het strafrecht, ook voor strafzaken uit Aruba, Curaçao, Sint Maarten, Bonaire, Saba en Sint Eustatius. De Hoge Raad beoordeelt of de lagere strafrechter het recht goed heeft uitgelegd en toegepast. Hoewel verdachten zelf cassatieberoep kunnen instellen, zijn zij wettelijk verplicht een advocaat in te schakelen voor het indienen van een schriftuur met cassatiemiddelen. Bij Spong Advocaten wordt zowel op toevoeging als op betalende basis rechtsbijstand in cassatie verleend.

Gang van zaken na instellen cassatieberoep

  1. De cassatieprocedure ziet er als volgt uit. Het cassatieberoep moet doorgaans binnen 14 dagen na de uitspraak worden ingesteld. Nadat het is ingesteld, verzendt de griffier van het hof (of de rechtbank) het dossier naar de Hoge Raad. Deze verzending neemt vaak enkele maanden in beslag. De raadsman kan deze verzending eventueel bespoedigen indien dit nodig of wenselijk is.
  1. Nadat het dossier bij de Hoge Raad is aangekomen, ontvangt de verdachte die het cassatieberoep heeft ingesteld een ‘aanzegging’, waarin wordt meegedeeld dat binnen 60 dagen na de betekening van deze aanzegging uitsluitend door een advocaat een schriftuur van cassatie kan worden ingediend. In zo’n schriftuur moeten cassatieklachten tegen de bestreden uitspraak worden geformuleerd. Cassatieklachten worden ook wel cassatiemiddelen genoemd.

Cassatiemiddel

  1. Aan een cassatiemiddel worden bepaalde eisen gesteld. In het middel moet een stellige en duidelijke klacht worden verwoord over schending van een bepaalde rechtsregel en/of verzuim van een toepasselijk vormvoorschrift door de rechter die de uitspraak heeft gewezen. In de moderne cassatierechtspraak moet hierbij vaak ook nog aangegeven worden welk specifiek belang de verdachte bij het cassatiemiddel heeft. In een cassatiemiddel kan dus niet worden volstaan met een herhaling van stellingen en verweren waarop het hof heeft beslist zonder aan te geven waarom die beslissing onjuist en/of onbegrijpelijk is.

Conclusie en commentaar

  1. Na het verstrijken van de 60-dagentermijn bepaalt de Hoge Raad een datum voor de ‘rechtsdag’. Dat is de zitting waarop de procureur-generaal een advies aan de Hoge Raad geeft. Zo’n advies wordt een conclusie genoemd. Aan de raadsman die namens de verdachte een schriftuur heeft ingediend, wordt een afschrift van de conclusie toegezonden.
  1. De raadsman kan binnen veertien dagen na verzending van de conclusie een commentaar daarop bij de Hoge Raad indienen. Er mag slechts één commentaar worden ingediend. In zo’n commentaar moet een welles-nietesdiscussie worden voorkomen. Het is bedoeld om in korte bewoordingen een bepaald standpunt van de procureur-generaal te bestrijden, voor zover die bestrijding niet reeds afdoende volgt uit het cassatiemiddel.

Enkele verschillen tussen de cassatieprocedure en de gewone strafprocedure

  1. Tussen een cassatieprocedure in strafzaken en een strafproces voor de lagere rechter bestaan grote verschillen. Een van de grootste verschilpunten is dat in cassatie geen nieuwe feiten of verweren onder de aandacht van de Hoge Raad gebracht kunnen worden. De Hoge Raad beoordeelt slechts of er juridische fouten door de lagere rechter zijn gemaakt. Juridische fouten kunnen bestaan in het niet naleven van belangrijke procedurevoorschriften of onjuiste toepassing van het recht. De Hoge Raad neemt uitsluitend kennis van het reeds bestaande procesdossier. En daarin vormen het proces-verbaal van de terechtzitting en de uitspraak waartegen cassatieberoep is ingesteld de belangrijkste onderdelen.
  1. Een ander verschil tussen de Hoge Raad en de lagere rechters is dat de Hoge Raad de bewijskracht van een bewijsmiddel niet toetst. Dat betekent dat de geloofwaardigheid van de gebruikte bewijsmiddelen in cassatie niet ter sprake kan komen. Bij de Hoge Raad kan dus bijvoorbeeld niet worden aangevoerd dat een getuige heeft gelogen. Evenmin kan worden aangevoerd dat zodanige leugen bewijsbaar is. Wel wordt in cassatie zorgvuldig nagegaan of gebruikte bewijsmiddelen voldoen aan de eisen van de wet.
  1. In cassatie wordt verder onderzocht of de bewijsmotivering van de lagere rechter deugt en of eventuele bijzondere bewijsmotiveringen juridisch juist en begrijpelijk zijn. Hierbij speelt de (eerdere) rechtspraak van de Hoge Raad en van andere rechterlijke colleges een belangrijke rol.
  1. Voor een goed begrip van de cassatieprocedure is ook belangrijk dat de Hoge Raad is gebonden aan het proces-verbaal van de terechtzitting van de lagere rechter. Een klacht die inhoudt dat dat proces-verbaal een verklaring onjuist weergeeft kan dus niet tot cassatie leiden.
  1. Opmerking verdient dat de Hoge Raad geen nieuwe straf bepaalt. De Hoge Raad verhoogt dus nooit de straf. In een enkel geval, in het bijzonder bij overschrijdingen van de redelijke termijn, kan de Hoge Raad de straf wel zelfstandig verlagen. Zo’n strafvermindering varieert tussen 5 à 10% van de opgelegde straf.
  1. Met inachtneming van de hiervoor geschetste (on)mogelijkheden van de cassatieprocedure, kan het nuttig zijn kennis te nemen van de visie van de verdachte op het veroordelende vonnis en de procedurele gang van zaken. Suggesties voor cassatiemiddelen zijn dus welkom.

Uitspraak en daarna

  1. De uitspraak van de Hoge Raad volgt meestal 6 weken nadat de procureur-generaal zijn conclusie heeft ingediend. Soms wordt zonder opgaaf van redenen een uitspraak vervroegd of aangehouden tot een nadere datum.
  1. De Hoge Raad kan tot het oordeel komen dat de aangevoerde klachten geen cassatie rechtvaardigen omdat de verdachte onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep of omdat de klachten klaarblijkelijke niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad volstaat in dat geval met een standaardmotivering zonder verder uit te leggen waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Meer dan 50% van de cassatiezaken wordt op deze wijze afgedaan. In zoverre heeft de cassatieprocedure een mens-erger-je-niet karakter. Het is daarom van groot belang een goeddoortimmerde cassatieklacht te formuleren.
  1. Indien de Hoge Raad het cassatieberoep verwerpt, wordt de bestreden uitspraak daardoor direct onherroepelijk en vatbaar voor onmiddellijke tenuitvoerlegging. Wanneer sprake is van een opgelegde gevangenisstraf hangt het van een aantal omstandigheden af of de veroordeelde een oproep ontvangt om zichzelf bij een penitentiaire inrichting te melden.
  1. Na verwerping van het cassatieberoep kan worden nagegaan of een klacht bij het Europees Hof voor de Rechten van de Mens in Straatsburg kans van slagen heeft. Een klacht bij dat hof moet binnen zes maanden na de uitspraak van de Hoge Raad worden ingediend. Zo’n klacht heeft geen opschortende werking wat de tenuitvoerlegging van de opgelegde straf betreft.
  1. Als de Hoge Raad de bestreden uitspraak van de lagere rechter vernietigt, wordt de zaak verwezen naar een ander hof, of teruggewezen naar hetzelfde hof, om met inachtneming van de uitspraak van de Hoge Raad opnieuw te worden behandeld. Meestal leidt zo’n vernietiging tot een ‘hoerastemming’. Om te voorkomen dat te vroeg wordt gejuicht, is het van belang dat tussen de cassatieadvocaat en de advocaat die na cassatie de verdediging bij het hof op zich neemt overleg plaatsvindt over de verdere verdediging.